Martinus heeft meer dan vijftig symbolen ontworpen waarvan er drieënveertig zijn gepubliceerd en verklaard in Het Eeuwige Wereldbeeld deel 1 t/m 4.
Martinus: "Volgens Livets Bog (Het Levensboek), mijn
hoofdwerk over het leven, bestaat het heelal uit drie grote
basisprincipes, die tezamen de onscheidbare eenheid vormen die we een levend wezen
noemen. Het heelal bestaat uit een oceaan van scheppingsprocessen die
uiteindelijk altijd in logische en doelmatige resultaten uitmonden.
Deze resultaten kennen we als de geschapen dingen. Doordat
deze geschapen dingen zoals planeten, zonnen en melkwegen, of de
verschijnselen op onze eigen planeet zoals regen en zonneschijn, dag en
nacht en zomer en winter, alsmede de organismen van de levende wezens
– organismen, die op zich het eigenlijke hoogtepunt van
waarachtige meesterwerken zijn, bedoeld als werktuigen voor de
specifieke vorm van levensbeleving van hun oorsprong – het
resultaat van plan- en doelmatige schepping zijn, maken zij deze
scheppingsoceaan identiek met bewustzijn, denken en wilsuiting.
Hoe
zou een plan- en doelmatige schepping anders kunnen plaatsvinden? Als
echter in alle scheppingen van de natuur zo’n logica voorkomt,
moet een gedachte- en wilsturend ‘Ik’ achter deze mentale
openbaring aanwezig zijn. Van ons eigen gedrag, denken en handelen
weten we dat er in ons zo’n belevend, dirigerend en denkend
‘Ik’ achter onze eigen openbaring van mentaliteit bestaat,
en dat deze openbaring zonder dit ‘Ik’ niet mogelijk zou
zijn; en waarom zou iets dergelijks ook niet bestaan achter de
openbaring van de plan- en doelmatigheid of logische schepping van het
heelal? Volgens de kosmische analyses in Livets Bog is het heelal een organisme door middel waarvan een levend, denkend en wilsturend ‘Ik’ zich als een levend wezen
kan openbaren, net zoals ons eigen organisme een werktuig is, door
hetwelk ons ‘Ik’ of innerlijkste ‘Zelf’ zich
als een levend wezen kan openbaren. De eerste en eenvoudigste
analyse van het heelal bestaat uit deze drie basisprincipes, die dus
zijn aan te duiden als: het Ik, het scheppingsvermogen en het geschapene.
Elk willekeurig ding dat in het heelal bestaat zal onvermijdelijk tot
één van deze drie principes behoren. Doordat genoemde
principes juist die drie voorwaarden vormen, die vereist zijn, opdat
een ‘Iets’ als levend wezen kan verschijnen, is het heelal dus op grond van zijn structuur een levend wezen.
Deze analyse maakt op haar beurt Gods bestaan tot een levende
werkelijkheid of feit en zij bevestigt de oude uitspraak: 'In Hem leven
we, bewegen we ons en zijn we' (Hand.17:28).
Doordat
‘iets’ niet uit ‘niets’ kan ontstaan, evenmin
als ‘iets’ in ‘niets’ kan veranderen, zal dit
reuzenwezen dus eeuwig bestaan. Het kan nooit begonnen zijn en het kan
nooit ofte nimmer ophouden te bestaan. Maar iets wat eeuwig en oneindig
is, kan slechts deze ene absolute analyse hebben: het is Iets
wat is. Geen van de drie genoemde basisprincipes kan een andere analyse
hebben. Als we van het Ik zeggen dat het groot of klein is, dat het
goddelijk of niet goddelijk is, dat het mooi of niet mooi is, dat het
goed of kwaad is enz., zullen deze uitdrukkingen slechts verschijnselen
aanduiden die door dit Iets zijn voortgebracht. Daarom kunnen zij niet
dit Iets zelf zijn, aangezien dit immers al bestaan moet hebben
vóór de voortbrenging van genoemde verschijnselen. Als we
van het scheppingsvermogen zeggen dat het reusachtig is of dat het
klein is, dan wel volmaakt of onvolmaakt is, zullen deze analyses
geheel verkeerd en zonder enige waarde zijn. Een scheppingsvermogen dat
de schepping teweegbrengt van alles wat groot en klein is, van alles
wat goed en kwaad is, van alles wat volmaakt en onvolmaakt is, ja, van
alles wat er ook maar in het heelal geschapen wordt, zo’n
scheppingsvermogen omvat immers alle scheppingen en is aldus oneindig.
Iets wat oneindig is, kan echter niet door een tijds- en
ruimtedimensionale analyse worden uitgedrukt. Dit eeuwige en oneindige
scheppingsvermogen kan evenals het Ik uitsluitend als Iets wat is worden aangeduid.
Op dezelfde wijze blijft al het geschapene
ook zonder analyse, aangezien het alles omvat wat maar bestaat, zowel
het grote als het kleine, zowel het kwade als het goede, zowel het
volmaakte als het onvolmaakte enzovoort. Het omvat dus eigenlijk de
culminatie van het licht zowel als de culminatie van de duisternis, en
is evenals de beide andere basisprincipes eeuwig en oneindig van
omvang. Het kan ook slechts aangeduid worden als ‘Iets wat
is’. De naamloosheid van deze principes is aangegeven door de
letter ‘X’. Het Ik wordt aldus in de kosmische analyse
aangeduid als ‘X1’, het scheppingsvermogen als
‘X2’ en het geschapene als ‘X3’.
Op het symbool bovenaan deze pagina is het Ik (X1) weergegeven door de witte, zespuntige ster in het midden. Het scheppingsvermogen
(X2) is weergegeven door de violette buitenste rand. De kleine ronde
openingen in deze rand symboliseren de Ikken van de levende wezens is
het heelal, oftewel in het reusachtige organisme dat door het symbool
wordt weergegeven. Tussen de violette rand en het witte gebied in het
midden komt op het symbool een uit zes gekleurde velden bestaand gebied
voor. Dit gebied symboliseert het geschapene (X3). Dat het
hier door zes kleuren is weergegeven, komt doordat de materie waaruit
het geschapene bestaat – zowel het fysieke als het psychische
gebied – zich door middel van zes grote basisenergieën
manifesteert. Elke basisenergie heeft weer een gebied waar zij
culmineert en haar stempel op het betreffende bestaan drukt. De eerste
basisenergie kennen we onder het begrip ‘instinct’, en deze
culmineert in het plantenrijk (rode kleur). De volgende basisenergie
wordt aangeduid als de ‘zwaarte-energie’; zij ligt ten
grondslag aan het principe van het doden en culmineert in het
dierenrijk (oranje kleur). De derde energie staat bekend als het
‘gevoel’ en culmineert in het volmaakte mensenrijk (gele
kleur), dat het laatste rijk op het fysieke vlak is. Vervolgens komen
de psychische oftewel geestelijke werelden waarin de intelligentie, de
intuïtie en de herinnering als de laatste van de zes
basisenergieën elk hun rijk of bestaansniveau vormen.
We kunnen hier niet nader ingaan op de verklarende analyses en moeten daarom verwijzen naar het omvangrijke hoofdwerk (Livets Bog). Toch moeten we hier nog vermelden dat de drie niet te verwijderen principes: X1, X2 en X3, of het Ik, het bewustzijn en het organisme,
de basisanalyse zowel van het heelal als de structuur van het levende
wezen zijn. Hierdoor wordt onthuld dat het heelal op zich een levend,
organisch, fysiek en psychisch wezen is, in wie we dus ‘leven,
ons bewegen en zijn’, op precies dezelfde wijze als waarop de
microwezens: cellen, moleculen en bloedlichamen enz., enz., in ons oftewel in ons organisme leven, zich bewegen en zijn.
Zo zien we hier hoe het leven op zichzelf de goddelijke uitdrukking 'de
mens naar Gods beeld, als zijn gelijkenis' (naar Gen. 1:26) tot een
eeuwig lichtende werkelijkheid maakt."
U vindt de gehele verklaring van symbool nr. 11 in Het Eeuwige Wereldbeeld deel 1 (zie literatuurlijst).